Gender Equality Champion 2022: Pascalle Grotenhuis
Tijdens de Media4Women-campagne delen we de verhalen van Gender Equality Champions: vrouwen die al bijdragen aan gendergelijkheid in de media. Een van onze champions, Pascalle Grotenhuis, is de Nederlandse Ambassadeur voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, “Ik zal het misschien niet meer meemaken dat we gendergelijkheid bereiken, maar ik zie het gewoon niet niét gebeuren.”, zegt ze.
Online intimidatie is een groeiend probleem, zowel voor mannen als voor vrouwen uit verschillende werkvelden. Vrouwelijke journalisten die zich uitspreken en een kritische noot geven, dragen echter de dubbele last van journalist én vrouw zijn. De aanvallen die op hen gericht zijn, zijn erg gendergerelateerd en seksueel van aard, wat het een genderkwestie maakt.
Volgens een studie uit 2020 van UNESCO en het International Centre for Journalists (ICFJ) krijgt 73 procent van de vrouwelijke journalisten te maken met online intimidatie, en een derde van hen overweegt zelfs om het beroep daarom te verlaten. Pascalle Grotenhuis is sinds 2020 de Nederlandse Ambassadeur voor Vrouwenrechten en Gendergelijkheid en pleit in deze functie voor veiligheid en gelijkheid voor vrouwen wereldwijd.
Als je deze cijfers hoort, wat vertellen ze je dan?
“Het is schokkend en in het begin verlammend, maar het zorgt er ook voor dat ik harder wil pushen voor verandering. Voor Nederland is vrijheid van meningsuiting enorm belangrijk. Binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid staat het hoog in het vaandel, waarbij we bijzondere aandacht hebben voor de positie van vrouwen in en via de media. De toename van online aanvallen laat een trend zien waarbij vrouwen die zichtbaar zijn en zichtbare rollen op zich nemen, veel weerstand krijgen. Het is een groot, ingewikkeld probleem dat ik niet alleen kan aanpakken, daarom vind ik partnerschappen en coalitievorming zo belangrijk.”
Online geweld in het algemeen is enorm toegenomen tijdens Covid-19, en dit wordt nog duidelijker nu blijkt dat we niet over de juiste mechanismen beschikken om aanvallen op digitale platformen te voorkomen of te criminaliseren. Welke stappen moeten worden ondernomen om deze situatie te veranderen?
“Ik denk dat het begint met het creëren van een meer gendergelijk medialandschap. Dit betekent meer vrouwen in leidinggevende posities, als redacteuren, als eigenaren van media. We hebben ook mannen nodig om zich uit te spreken. Het gaat niet om het polariseren van mannen en vrouwen, het gaat erom mannen te betrekken bij het doorbreken van stereotypen en vragen achter deze vrouwen te gaan staan.
Want ongelijkheid is ingebed in de samenleving. Dat hebben we gezien bij het seksueel misbruik binnen de Nederlandse talentenjacht The Voice of Holland. De beschuldigden zijn de regisseur, twee coaches en de leider van de band, en dit zijn allemaal mannen. Het is dus heel belangrijk dat er een balans is tussen mannen en vrouwen. Hetzelfde geldt voor bedrijven en voor overheden.
Iets anders dat erg belangrijk is, is aansprakelijkheid. Daarom denk ik dat het nodig is om over de juiste mechanismen en wetten te beschikken. Op het ministerie hebben we bijvoorbeeld talloze procedures waar je een klacht kunt indienen. We hebben een gedragscode en we benadrukken hoe belangrijk het is om een veilige werkomgeving te hebben. Maar tenzij je echt doet wat je zegt en het goede voorbeeld geeft met leiderschap en rolmodellen, zal er niets veranderen, want procedures alleen hebben het systeem nog nooit veranderd.”
Als je terugkijkt op de vooruitgang die door de jaren heen is geboekt op het gebied van gendergelijkheid, waar staan we dan nu in vergelijking met bijvoorbeeld 20 jaar geleden?
“Naar mijn mening is er veel gedaan en ik denk dat de samenleving is veranderd. Vrouwen spreken zich meer uit, mannen spreken zich meer uit, en ik denk dat de sociale normen zijn veranderd over wat acceptabel gedrag is en wat niet acceptabel gedrag is. De #MeToo-beweging en andere grote gebeurtenissen zoals Black Lives Matter hebben daar aan bijgedragen.
Vooruitgang kan echter gemakkelijk verloren gaan. Als je kijkt naar de geschatte tijd die nodig is om de wereldwijde genderkloof te dichten (zoals onderzocht door het World Economic Forum), was het 94 jaar in 2020, en nu, verergerd door de Covid-19-pandemie, is het teruggegaan tot 136 jaar. De weerstand tegen het verkrijgen van gendergelijkheid is zo enorm geweest, ook specifiek tegen journalisten. Sommige mensen in de publieke sfeer hebben een zeer negatieve, anti-media-retoriek, en dit legitimeert geweld tegen de media, tegen vrouwelijke journalisten of tegen vrouwen in het algemeen. En het hangt allemaal met elkaar samen, vaak zijn de mensen die de media aanvallen, dezelfde als die vrouwen aanvallen.
Gelukkig zien veel regeringen in dat er vanuit moreel oogpunt, vanuit het oogpunt van mensenrechten, en vanuit economisch oogpunt, een grote noodzaak is om te werken aan gendergelijkheid. Daarom hebben nogal wat regeringen, zoals Zweden en Canada, maar ook Duitsland en Frankrijk, een feministisch buitenlands beleid dat gendergelijkheid centraal stelt. Op dit gebied kunnen we niet snel genoeg gaan.”
Wat zorgt ervoor dat je positief bent over het verbeteren van gendergelijkheid en het verminderen van gendergerelateerd geweld?
"De volgende generatie. Ik zeg altijd dat mijn dochter mijn rolmodel is. Het is de volgende generatie die niet vast lijkt te zitten in dezelfde oude percepties, en ik hoop alleen maar dat dit niet verandert als ze ouder worden in het leven.
Wat me ook hoop geeft, zijn de regeringen met een feministisch buitenlands beleid en ministers die mensenrechten, seksuele en reproductieve gezondheid en gendergelijkheid centraal stellen in hun beleid.
Tot slot, wat mij positief maakt, is dat steeds meer mannen betrokken zijn. Toen we in het ministerie een campagne lanceerden rond onze activiteiten om seksueel en gendergerelateerd geweld te stoppen, vroegen we de mannen in ons ministerie om de vlag te hijsen in plaats van vrouwen, en velen reageerden. Ik ben gewoon een eeuwige optimist. Ik zal het misschien niet meer meemaken dat we gendergelijkheid bereiken, maar ik zie het gewoon niet niét gebeuren.”